ECLI:NL:CRVB:2021:568
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 maart 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep met zaaknummer 20/493 WLZ. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is betaald. De appellant, die in hoger beroep ging tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 18 december 2019, werd in een eerdere brief van 7 februari 2020 geïnformeerd over de verschuldigdheid van het griffierecht van € 131,-. In deze brief werd aangegeven dat het bedrag uiterlijk 28 dagen na verzending op de aangegeven bankrekening moest zijn bijgeschreven. Een tweede herinnering volgde op 9 maart 2020, waarin opnieuw werd benadrukt dat het griffierecht binnen vier weken na deze datum moest zijn voldaan. Ondanks deze waarschuwingen is het griffierecht niet tijdig betaald, waardoor de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de appellant in verzuim was. De Raad heeft besloten het hoger beroep niet inhoudelijk te behandelen en heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door D.S. de Vries, in aanwezigheid van griffier K.R. van Renswoude, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.