ECLI:NL:CRVB:2021:562

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 maart 2021
Publicatiedatum
12 maart 2021
Zaaknummer
18/1515 WMO15
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenveroordeling in hoger beroep inzake Wmo 2015

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Midden Groningen. Het hoger beroep was gericht tegen de afwijzing van haar aanvraag om hulp bij het huishouden. De Centrale Raad van Beroep heeft op 12 maart 2021 uitspraak gedaan. Tijdens de zitting op 14 oktober 2020 was appellante aanwezig, bijgestaan door haar advocaat, terwijl het college niet verscheen. Na een schorsing van het onderzoek heeft het college op 12 november 2020 een nieuwe beschikking genomen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015), waarbij aan appellante een maatwerkvoorziening voor hulp bij het huishouden is verstrekt.

Appellante heeft op 26 november 2020 haar hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling. De Raad heeft vastgesteld dat het hoger beroep niet was ingetrokken als gevolg van een gewijzigde beslissing op bezwaar, maar omdat het college een nieuwe maatwerkvoorziening had verstrekt. De Raad heeft de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in overweging genomen, die bepalen dat een proceskostenveroordeling alleen kan plaatsvinden als het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener van het beroepschrift.

Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep het verzoek om proceskostenveroordeling afgewezen, omdat het hoger beroep niet was ingetrokken op basis van een gewijzigde beslissing op bezwaar. De uitspraak is gedaan door D.S. de Vries, in tegenwoordigheid van griffier K.R. van Renswoude, en is openbaar uitgesproken op 12 maart 2021.

Uitspraak

Datum uitspraak: 12 maart 2021
18/1515 WMO15
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van
8 maart 2018, 17/2873 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Midden Groningen (college)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. J. van der Werk hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 oktober 2020. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. F. van der Wielen, kantoorgenoot van mr. Van der Werk. Het college is niet verschenen.
De Raad heeft het onderzoek geschorst in afwachting van een reactie van mr. Van der Wielen over de stand van zaken.
Het college heeft op 12 november 2020 een beschikking op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) genomen.
Bij brief van 26 november 2020 heeft mr. D.E. de Hoop, opvolgend gemachtigde, namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het college te veroordelen in de proceskosten.
Het college heeft geen verweerschrift ingediend.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Het hoger beroep was gericht tegen de beslissing op bezwaar van 20 juli 2017 waarbij het college de afwijzing van de aanvraag van appellante van 5 oktober 2016 om hulp bij het huishouden heeft gehandhaafd.
Namens appellante is het hoger beroep ingetrokken nadat het college bij besluit van 12 november 2020 naar aanleiding van een nieuwe aanvraag van 11 november 2020 aan appellante een maatwerkvoorziening hulp bij het huishouden voor drie uur per week heeft verstrekt over de periode van 12 november 2020 tot en met 31 juli 2022.
Het hoger beroep van appellante is mitsdien niet ingetrokken als gevolg van een gewijzigde beslissing op bezwaar waarbij geheel of gedeeltelijk aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen. Het verzoek om een proceskostenveroordeling dient dan ook te worden afgewezen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af.
Deze uitspraak is gedaan door D.S. de Vries, in tegenwoordigheid van K.R. van Renswoude als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 maart 2021.
(getekend) D.S. de Vries
(getekend) K.R. van Renswoude