Uitspraak
19 1835 ZW, 19/1836 ZW
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
14 september 2015 beëindigd, omdat appellante geschikt werd geacht voor haar eigen werk.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. Appellante, die als administratief medewerkster werkte, had zich op 4 februari 2013 ziek gemeld en ontving een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde haar een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) omdat zij geschikt werd geacht voor haar eigen werk. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv verklaarde dit ongegrond. De rechtbank oordeelde dat de medische onderzoeken door het Uwv zorgvuldig waren en dat er geen reden was om te twijfelen aan de medische oordelen.
In hoger beroep voerde appellante aan dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de besluiten zorgvuldig tot stand waren gekomen. Ze voelde zich niet serieus genomen tijdens het spreekuur en stelde dat er onvoldoende lichamelijk onderzoek was verricht. De artsen van het Uwv zouden ten onrechte zijn afgeweken van eerdere medische beoordelingen en de belasting in haar functie niet juist hebben beoordeeld. De Raad oordeelde echter dat de medische onderzoeken voldoende zorgvuldig en volledig waren en dat de artsen van het Uwv alle relevante informatie hadden betrokken in hun beoordeling. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde.