ECLI:NL:CRVB:2021:466
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het hoger beroep inzake Wajong-uitkering en exportverbod
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 maart 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant, die een Wajong-uitkering ontvangt. Appellant had eerder een verzoek ingediend bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om met behoud van zijn Wajong-uitkering naar Spanje te remigreren. Dit verzoek werd afgewezen op basis van een rapport van een verzekeringsarts, waarin werd geconcludeerd dat er geen zwaarwegende redenen waren die toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigden. De rechtbank Midden-Nederland had het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn argumenten, waarbij hij stelde dat de beleidsregels van toepassing waren op zijn situatie. Hij gaf aan dat hij in Nederland niet succesvol was in het leven zonder drugs en dat een verhuizing naar Marokko hem zou helpen om van zijn verslaving af te komen. Het Uwv heeft echter bevestigd dat de eerdere uitspraak van de rechtbank terecht was, en de Centrale Raad van Beroep heeft de gronden van appellant als herhalingen van eerdere argumenten beschouwd.
De Raad oordeelde dat de rechtbank gemotiveerd op de gronden van appellant was ingegaan en dat er geen nieuwe redenen waren aangevoerd die de eerdere beslissing konden ondermijnen. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.