ECLI:NL:CRVB:2021:461
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant, die in Duitsland woont en een WIA-uitkering heeft aangevraagd bij het Uwv. Appellant heeft in Nederland 16,8 verzekerde jaren opgebouwd en heeft zich in 2012 ziek gemeld met psychische klachten. Na een eerdere afwijzing van zijn WIA-aanvraag in 2015, heeft hij opnieuw een aanvraag ingediend in 2018 na een periode van ziekte in Duitsland. Het Uwv heeft deze aanvraag afgewezen, omdat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv heeft dit ongegrond verklaard. De rechtbank Amsterdam heeft het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep is gegaan.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig is uitgevoerd. De verzekeringsarts heeft alle relevante medische informatie betrokken en de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn niet onzorgvuldig. De Raad heeft vastgesteld dat appellant niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is en dat de geselecteerde functies in medisch opzicht voor hem geschikt zijn. De rechtbank heeft de beroepsgronden van appellant afdoende besproken en de Raad onderschrijft deze overwegingen. Het hoger beroep van appellant is dan ook afgewezen en de aangevallen uitspraak is bevestigd.