ECLI:NL:CRVB:2021:46
Centrale Raad van Beroep
- Schadevergoedingsuitspraak
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante in het kader van de Wet WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 januari 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. Appellante, die zich op 2 mei 2007 ziek meldde, had eerder een WGA-uitkering ontvangen met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 100%. Na een herbeoordeling door het Uwv in 2017, werd haar arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 38,53%. Appellante was het niet eens met deze herbeoordeling en stelde dat haar beperkingen niet correct waren vastgelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). Tijdens de zitting op 26 november 2020, waar appellante via videobellen werd bijgestaan door haar advocaat, werd het standpunt van het Uwv verdedigd door een vertegenwoordiger die eveneens via videobellen aanwezig was.
De Raad oordeelde dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante terecht had vastgesteld op 38,53%. De verzekeringsarts bezwaar en beroep had voldoende gemotiveerd dat er geen aanleiding was voor verdere beperkingen. De rechtbank had eerder het beroep van appellante tegen een eerdere beslissing van het Uwv gedeeltelijk gegrond verklaard, maar de Raad bevestigde dat de geselecteerde functies medisch geschikt waren voor appellante. De Raad concludeerde dat er geen objectief verifieerbare medische gegevens waren die de stelling van appellante ondersteunden dat zij meer beperkt was dan door het Uwv was aangenomen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het verzoek van appellante om schadevergoeding werd afgewezen.