ECLI:NL:CRVB:2021:458
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de weigering van een WIA-uitkering op basis van medisch onderzoek door het Uwv
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om hem een WIA-uitkering toe te kennen. Appellant, die eerder als productiemedewerker werkte, meldde zich ziek op 12 oktober 2015 en vroeg een WIA-uitkering aan. Het Uwv weigerde deze aanvraag op basis van een medisch onderzoek, waaruit bleek dat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank Limburg verklaarde het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond, waarna appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig is uitgevoerd. De verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige hebben de relevante medische informatie van behandelend artsen in hun beoordeling meegenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de door appellant ervaren arbeidsbeperkingen niet in lijn zijn met de door de verzekeringsartsen aangenomen beperkingen. Appellant heeft in hoger beroep zijn standpunt herhaald dat zijn medische beperkingen niet goed zijn ingeschat, maar de Raad oordeelt dat er geen nieuwe informatie is die de eerdere conclusies van het Uwv ondermijnt.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het Uwv terecht heeft geweigerd een WIA-uitkering toe te kennen. De bevindingen van de verzekeringsartsen worden onderschreven en er is geen aanleiding om een deskundige te benoemen. De uitspraak wordt openbaar gedaan op 4 maart 2021.