ECLI:NL:CRVB:2021:453
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de medische geschiktheid en arbeidsongeschiktheid in het kader van WIA-uitkering
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin haar beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was en dat er geen reden was om te twijfelen aan de conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Appellante had eerder een WGA-uitkering ontvangen, maar na een herbeoordeling door het Uwv werd haar arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 76,60%, wat valt in de arbeidsongeschiktheidsklasse van 35-80%. Appellante betwistte de geschiktheid van de functies die aan de berekening van haar arbeidsongeschiktheidspercentage ten grondslag lagen en stelde dat zij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt was. De Centrale Raad van Beroep heeft de gronden van appellante in hoger beroep als herhalingen van eerdere argumenten beschouwd en heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een nader onderzoek door een deskundige en dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat de functies medisch geschikt waren voor appellante. Het hoger beroep van appellante werd afgewezen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd.