Uitspraak
18.2931 WAJONG
OVERWEGINGEN
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 februari 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant, die een verzoek had ingediend om met behoud van zijn Wajong-uitkering naar Turkije te mogen verhuizen. Appellant is jonggehandicapt en volledig afhankelijk van de zorg van zijn ouders, die met een remigratie-uitkering naar Turkije willen verhuizen. De Raad oordeelde dat er geen objectieve en dwingende noodzaak is voor de ouders om naar Turkije te verhuizen, en dat de redenen voor hun remigratie voornamelijk gebaseerd zijn op eigen keuze. De rechtbank had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, en de Raad bevestigde deze uitspraak. De Raad benadrukte dat het exportverbod van de Wajong-uitkering uitgangspunt is en dat de hardheidsclausule alleen in uitzonderlijke situaties kan worden toegepast. Appellant had aangevoerd dat zijn persoonlijke omstandigheden zwaarwegende redenen vormden om in Turkije te wonen, maar de Raad oordeelde dat deze redenen niet voldoende objectief en dwingend waren. De uitspraak bevestigt dat de wens van appellant en zijn ouders om naar Turkije te verhuizen niet voldoende is om de Wajong-uitkering te behouden.