ECLI:NL:CRVB:2021:445
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over arbeidsvermogen en Wajong-uitkering
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel, die zijn aanvraag voor een Wajong-uitkering had afgewezen. Appellant, geboren in 1995, heeft een aanvraag ingediend op basis van zijn fysieke en psychische beperkingen, waaronder congenitale spondylothoracale dysplasie. Het Uwv heeft zijn aanvraag afgewezen, omdat appellant volgens hen over arbeidsvermogen beschikt. De rechtbank heeft deze afwijzing bevestigd, na een zorgvuldig onderzoek naar de belastbaarheid van appellant. In hoger beroep heeft appellant herhaald dat hij niet over arbeidsvermogen beschikt en dat zijn beperkingen niet juist zijn vastgesteld. Hij heeft een medisch rapport van verzekeringsarts H.J.M. van der Planken overgelegd, waarin wordt gesteld dat hij in beginsel gedurende een uur aaneengesloten kan werken en ten minste vier uur per dag belastbaar is. De Raad voor de Rechtspraak heeft de overwegingen van de rechtbank gevolgd en geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een hernieuwde beoordeling van de arbeidsmogelijkheden van appellant. De Raad concludeert dat appellant op de in geding zijnde datum beschikte over arbeidsvermogen en niet als jonggehandicapte kan worden aangemerkt. Het hoger beroep slaagt niet en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd.