In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De appellant had op 16 mei 2017 een aanvraag om bijstand ingediend op grond van de Participatiewet. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maastricht had de aanvraag buiten behandeling gesteld, omdat de appellant niet tijdig de gevraagde gegevens had overgelegd. De appellant betwistte echter dat hij tijdig op de hoogte was gesteld van de uitnodiging voor een gesprek en de bijbehorende verzoeken om informatie. De Raad oordeelde dat het college niet aannemelijk had gemaakt dat de aangetekend verzonden brief met de uitnodiging tijdig was aangeboden op het adres van de appellant. De Track & Trace-code was niet meer geldig, waardoor het niet mogelijk was om de exacte datum van aanbieding vast te stellen. De Raad concludeerde dat de appellant niet de gelegenheid had gehad om zijn aanvraag aan te vullen en dat het college derhalve niet bevoegd was om de aanvraag buiten behandeling te stellen. De eerdere uitspraak van de rechtbank werd vernietigd, en het college werd opgedragen om alsnog op de aanvraag te beslissen.