ECLI:NL:CRVB:2021:435
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van studiefinanciering op basis van woonsituatie en terugvordering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De appellant, die studiefinanciering ontving op basis van de Wet studiefinanciering 2000, werd door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aangemerkt als thuiswonende studerende. Dit volgde na een onderzoek naar zijn woonsituatie, waaruit bleek dat hij niet op zijn Basisregistratie Personen (brp)-adres woonachtig was. De minister had de studiefinanciering met terugwerkende kracht herzien en een bedrag van € 3.799,46 teruggevorderd.
De rechtbank Gelderland had het beroep van de appellant tegen het besluit van de minister ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat de minister zich op basis van het rapport van het huisbezoek op het standpunt had kunnen stellen dat appellant ten tijde van de controle niet op zijn brp-adres woonachtig was. De Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak, waarbij werd opgemerkt dat de appellant in hoger beroep geen nieuwe gronden of argumenten had aangevoerd die de eerdere beslissing konden ondermijnen. De Raad oordeelde dat de rechtbank de beroepsgronden afdoende had besproken en gemotiveerd waarom deze niet leidden tot vernietiging van het bestreden besluit.
De uitspraak benadrukt het belang van de feitelijke woonsituatie bij de toekenning van studiefinanciering en de mogelijkheid van terugvordering indien blijkt dat de ontvanger niet voldoet aan de voorwaarden voor uitbetaling. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten, en bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank.