ECLI:NL:CRVB:2021:419
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid in het kader van de WIA en de invloed van medicatie op rijvaardigheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante, vastgesteld door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante, die als begeleidster in een logeerhuis voor gehandicapte kinderen werkte, had zich in 2011 ziek gemeld en ontving sindsdien verschillende uitkeringen op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De mate van arbeidsongeschiktheid was eerder vastgesteld op 41% en later op 100%, maar het Uwv had deze in 2016 opnieuw vastgesteld op 41,45% en in 2018 op 63,86%. Appellante was het niet eens met deze vaststellingen en heeft hoger beroep ingesteld.
De Raad oordeelde dat het Uwv zorgvuldig onderzoek had gedaan en dat de bevindingen van de door appellante ingeschakelde deskundige, I.A.K. Snels, niet tot een ander oordeel leidden. De rechtbank had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, en de Raad bevestigde deze uitspraak. Belangrijke punten in de beoordeling waren de invloed van het medicijn Venlafaxine op de rijvaardigheid van appellante en de vraag of de beperkingen die zij ervoer voldoende waren onderbouwd. De Raad volgde het standpunt van het Uwv dat de invloed van Venlafaxine op de rijvaardigheid niet te hoog was en dat appellante in staat was om de geselecteerde functies te vervullen.
De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldig medisch onderzoek en de noodzaak voor appellanten om hun standpunten met voldoende medische gegevens te onderbouwen. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank.