ECLI:NL:CRVB:2021:413
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van medische beoordeling en geschiktheid van functies
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 februari 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de weigering van het Uwv om hem een WIA-uitkering toe te kennen. Appellant, die zich op 6 oktober 2016 ziek meldde met psychische klachten, had eerder een aanvraag ingediend op basis van de Wet WIA. De verzekeringsarts had vastgesteld dat appellant belastbaar was met inachtneming van bepaalde beperkingen, maar het Uwv concludeerde dat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was en weigerde de uitkering. De rechtbank Oost-Brabant had het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard, wat appellant in hoger beroep aanvecht.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het Uwv voldoende gemotiveerd heeft dat de aan de berekening van het arbeidsongeschiktheidspercentage ten grondslag gelegde functies medisch geschikt zijn voor appellant. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft overtuigend gemotiveerd dat de beperkingen die zijn gesteld overeenkomen met de door behandelaars en Ergatis gediagnosticeerde klachten. De Raad volgt de overwegingen van de rechtbank en concludeert dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de medische beoordeling van het Uwv. De Raad wijst het verzoek van appellant om een psychiater als deskundige te benoemen af, omdat er geen twijfel bestaat over de medische beoordeling.
De uitspraak bevestigt dat de situatie van appellant niet valt onder de in het Schattingsbesluit genoemde situaties die aanleiding vormen om geen benutbare mogelijkheden aan te nemen. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de aangevallen uitspraak van de rechtbank.