ECLI:NL:CRVB:2021:40
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering en geschiktheid voor arbeid na medische beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellant. Appellant, die eerder als onderhoudsmonteur en taxichauffeur heeft gewerkt, heeft zich ziek gemeld na een ziekenhuisopname in 2015. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft appellant een ZW-uitkering toegekend, maar heeft deze per 28 oktober 2016 beëindigd, omdat appellant in staat werd geacht meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, waarbij hij stelde dat hij meer beperkingen had dan in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) was opgenomen en dat de geselecteerde functies niet geschikt voor hem waren.
De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard, mede op basis van rapporten van deskundigen, waaronder psychiater dr. A. Wunderink en drs. W.L.J. van Gennip-Berbee. Deze deskundigen concludeerden dat appellant lijdt aan een autisme spectrum stoornis en dat de FML voldoende rekening houdt met zijn beperkingen. In hoger beroep heeft appellant betoogd dat de rechtbank ten onrechte het deskundigenrapport heeft gevolgd en dat er bijzondere omstandigheden zijn die afwijking van dit oordeel rechtvaardigen. De Raad heeft echter geoordeeld dat de rechtbank terecht het oordeel van de deskundigen heeft gevolgd, omdat dit rapport inzichtelijk en consistent was. De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geoordeeld dat appellant geschikt is voor de geselecteerde functies, waarbij voldoende rekening is gehouden met zijn beperkingen.