ECLI:NL:CRVB:2021:391
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de geschiktheid van functies voor een zwangere werkneemster in het kader van de Ziektewet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Appellante, die als apothekersassistente werkte, had zich ziek gemeld met zwangerschapsklachten en ontving ziekengeld op grond van de Ziektewet. Het Uwv had vastgesteld dat appellante niet meer arbeidsongeschikt was, maar dat zij nog wel in staat was om te werken, wat leidde tot een geschil over de geschiktheid van de aan haar voorgestelde functies, waaronder die van soldering operator en monteur/monteuse.
De Raad heeft het oordeel van de rechtbank onderschreven dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) correct is opgesteld. Appellante voerde aan dat de functies schadelijke dampen met zich meebrachten die gevaarlijk zouden zijn voor haar ongeboren kind. De Raad oordeelde echter dat appellante in de FML niet beperkt was geacht ten aanzien van het werken met stof, rook, gassen en dampen. De rapporten die appellante had ingediend, gaven geen concrete aanwijzingen dat de functies niet geschikt waren. De arbeidsdeskundige had overtuigend aangetoond dat er adequate afzuiging aanwezig was bij de functie van soldering operator, waardoor de blootstelling aan schadelijke stoffen verwaarloosbaar klein was.
De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellante niet slaagde en bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waarbij werd vastgesteld dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat de functies in medisch opzicht geschikt waren voor appellante. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van werkgevers onder de Arbo-wetgeving om de veiligheid en gezondheid van zwangere werknemers te waarborgen.