ECLI:NL:CRVB:2021:371
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 februari 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. Het hoger beroep was geregistreerd onder nummer 20/3703 ZVW. De Centrale Raad heeft vastgesteld dat het griffierecht van € 131,- niet binnen de gestelde termijn was betaald. Appellant was herhaaldelijk gewezen op de verplichting om het griffierecht tijdig te voldoen, zowel in een brief van 7 november 2020 als in een aangetekende brief van 9 december 2020. In deze brieven werd duidelijk gemaakt dat het griffierecht uiterlijk 28 dagen na de verzending van de eerste brief en binnen vier weken na de tweede brief op de aangegeven bankrekening moest zijn bijgeschreven of contant moest worden betaald op het bezoekadres van de Raad. Aangezien het griffierecht niet tijdig was betaald, heeft de Centrale Raad geoordeeld dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door D.S. de Vries, met K.R. van Renswoude als griffier. Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden en het bestuursorgaan de mogelijkheid open om binnen zes weken schriftelijk verzet aan te tekenen.