ECLI:NL:CRVB:2021:356
Centrale Raad van Beroep
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Afwijzing herhaalde aanvraag om bijstand wegens onvoldoende bewijs van hoofdverblijf op opgegeven adres
In deze zaak heeft appellant op 4 januari 2018 een aanvraag voor bijstand ingediend, waarbij hij het adres [adres] te [woonplaats] als zijn woonadres heeft opgegeven. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam heeft echter twijfels over de woonsituatie van appellant. Tijdens een huisbezoek op 11 januari 2018 bleek dat appellant geen sleutel van de woning had en dat er slechts enkele kledingstukken in een rolkoffertje aanwezig waren. Het college heeft de aanvraag op 12 januari 2018 afgewezen, omdat appellant zijn inlichtingenverplichting niet was nagekomen.
Op 5 april 2018 diende appellant opnieuw een aanvraag in, wederom met het opgegeven adres. Na een gesprek en een huisbezoek op 24 april 2018, concludeerde het college dat de woonsituatie van appellant nog steeds onduidelijk was. De aanvraag werd opnieuw afgewezen op 26 april 2018, en dit besluit werd later door de rechtbank Amsterdam bevestigd.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij wel degelijk aannemelijk heeft gemaakt dat hij op het opgegeven adres woonde. De Centrale Raad van Beroep oordeelt echter dat appellant niet heeft aangetoond dat zijn hoofdverblijf op het opgegeven adres lag. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank, omdat appellant niet kon bewijzen dat hij in de relevante periode voldeed aan de voorwaarden voor bijstand. De beslissing is openbaar uitgesproken en er zijn geen proceskosten toegewezen.