ECLI:NL:CRVB:2021:3348

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 december 2021
Publicatiedatum
4 januari 2022
Zaaknummer
21/165 ANW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijkverklaring van hoger beroep wegens termijnoverschrijding

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 december 2021 uitspraak gedaan over het verzet van appellante tegen de niet-ontvankelijkverklaring van haar hoger beroep. Het hoger beroep was niet-ontvankelijk verklaard omdat het niet tijdig was ingediend. De laatste dag voor het indienen van het hogerberoepschrift was 2 maart 2020, maar het verzoek werd pas op 6 januari 2021 bij de rechtbank ontvangen en op 7 januari 2021 bij de Raad. Appellante heeft in verzet verklaard dat zij door COVID-19 maatregelen en gezondheidsproblemen niet eerder hoger beroep kon instellen. De Raad heeft echter geoordeeld dat er geen verschoonbare reden was voor de termijnoverschrijding. Appellante had geen bewijsstukken overgelegd die haar stelling onderbouwden dat het indienen van hoger beroep niet mogelijk was. De Raad merkte op dat op het moment van ontvangst van de uitspraak van de rechtbank er nog geen COVID-19 maatregelen van kracht waren en dat appellante een derde had kunnen inschakelen om haar post bij te houden. Gezien deze overwegingen heeft de Raad het verzet ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

Datum uitspraak: 24 december 2021
21/165 ANW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het verzet als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 17 januari 2020, 19/2906 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] , Marokko (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)

PROCESVERLOOP

De Raad heeft het hoger beroep van appellante tegen de aangevallen uitspraak van
17 januari 2020 niet-ontvankelijk verklaard. De Raad heeft die beslissing genomen
op grond van de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
Appellante is het niet eens met de niet-ontvankelijkverklaring en heeft verzet ingediend.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 12 november 2021. Appellante en de Svb waren daarbij niet aanwezig.

OVERWEGINGEN

De Raad heeft het hoger beroep van appellante in de uitspraak van 9 juli 2021
niet-ontvankelijk verklaard omdat het hoger beroep niet tijdig is ingediend.
De laatste dag waarop tijdig een hogerberoepschrift kon worden ingediend was 2 maart 2020. Het hogerberoepschrift is op 6 januari 2021 bij de rechtbank ontvangen, en op 7 januari 2021 bij de Raad ontvangen. De termijn voor het indienen van hoger beroep is dus overschreden.
In verzet heeft appellante verklaard dat zij niet eerder hoger beroep kon instellen in verband met de COVID19 maatregelen. Ook geeft appellante aan dat zij gezondheidsproblemen heeft.
In het geval van appellante ziet de Raad geen reden voor het oordeel dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Appellante heeft de beroepstermijn ruim overschreden en geen bewijsstukken overgelegd waaruit blijkt dat eerder hoger beroep instellen niet mogelijk was. Op het moment dat appellante de uitspraak van de rechtbank ontving was er nog geen sprake van COVID19 maatregelen. Zij heeft daarnaast gesteld dat zij door haar gezondheidsproblemen niet in staat was om haar post bij te houden. In de uitspraak van de Raad van 9 juli 2021 is terecht geoordeeld dat appellante een derde had kunnen inschakelen om haar post bij te houden. De Raad stelt dan ook vast dat er in het verzetschrift geen feiten of omstandigheden naar voren zijn gekomen op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest.
Dit betekent dat het verzet ongegrond wordt verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door J.C. Boeree, in tegenwoordigheid van J. Oosterveen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 december 2021.
(getekend) J.C. Boeree
(getekend) J. Oosterveen