In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. Appellant, die sinds 2007 met rug- en psychische klachten ziek is, had een WGA-uitkering die in 2012 werd omgezet naar een WGA-loonaanvullingsuitkering. Na een herbeoordeling door het Uwv in 2018 werd appellant als 65,90% arbeidsongeschikt beoordeeld. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank bevestigde deze beslissing, waarna appellant in hoger beroep ging. Tijdens de zitting op 18 november 2021 was appellant niet aanwezig, maar het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. J.J. Grasmeier. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat de verzekeringsarts de relevante medische informatie had betrokken. Appellant voerde aan dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was en dat hij volledig arbeidsongeschikt was, maar de Raad oordeelde dat de verzekeringsartsen adequaat hadden gehandeld. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv het griffierecht van appellant moest vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldig medisch onderzoek en de rol van de verzekeringsarts in de beoordeling van arbeidsongeschiktheid.