ECLI:NL:CRVB:2021:3331
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering na zorgvuldig medisch onderzoek en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 december 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de weigering van het Uwv om haar een WIA-uitkering toe te kennen. Appellante, die zich op 26 september 2016 ziekmeldde, had eerder een Ziektewet-uitkering en een WAZO-uitkering ontvangen. Het Uwv weigerde op 29 november 2018 de WIA-uitkering, omdat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank Rotterdam verklaarde het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond, waarna zij in hoger beroep ging.
De Centrale Raad oordeelde dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd. De verzekeringsarts had de belastbaarheid van appellante vastgesteld op basis van een Functionele Mogelijkhedenlijst en had rekening gehouden met haar medische situatie. Appellante voerde aan dat haar medische beperkingen onjuist waren vastgesteld en dat het onderzoek onzorgvuldig was. De Raad volgde deze argumenten niet en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank. De Raad concludeerde dat appellante op de datum in geding, 22 januari 2019, terecht als minder dan 35% arbeidsongeschikt werd beschouwd, en dat het Uwv de WIA-aanvraag terecht had afgewezen.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldig medisch onderzoek en de rol van de verzekeringsarts in de beoordeling van arbeidsongeschiktheid. De Raad bevestigde dat de functionele mogelijkheden van appellante correct waren vastgesteld en dat er geen aanleiding was voor een deskundigenonderzoek. De beslissing van de rechtbank werd dan ook bevestigd, zonder veroordeling in proceskosten.