ECLI:NL:CRVB:2021:3309
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en recht op ziekengeld in hoger beroep
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg, die zijn beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond had verklaard. Appellant, die eerder als beveiliger/allround medewerker in WSW-verband werkte, had zich ziek gemeld en ontving een uitkering op grond van de Werkloosheidswet. Het Uwv had hem echter geschikt geacht voor zijn laatstelijk verrichte arbeid, wat leidde tot de beëindiging van zijn Ziektewet-uitkering per 23 juli 2018. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was en dat er geen nieuwe feiten waren die de arbeidsongeschiktheid konden ondersteunen. Appellant voerde in hoger beroep aan dat zijn klachten van duizeligheid en psychische problemen hem belemmerden in zijn werk, maar de Raad oordeelde dat de subjectieve beleving van klachten niet voldoende was om arbeidsongeschiktheid vast te stellen. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat appellant geschikt was voor fysiek licht en stressarm werk, waardoor het hoger beroep niet slaagde. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.