ECLI:NL:CRVB:2021:3306

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 december 2021
Publicatiedatum
28 december 2021
Zaaknummer
19/960 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake vergoeding proceskosten na intrekking van het beroep door appellante

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. L.E. Roberts-Hafkamp, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De rechtbank had op 22 januari 2019 een uitspraak gedaan in de zaak met nummer 18/393. Op 24 december 2020 heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarmee het volledig tegemoetkwam aan de bezwaren van appellante. Hierdoor heeft appellante op 10 juni 2021 het hoger beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.

De Centrale Raad van Beroep heeft in deze uitspraak geoordeeld dat het Uwv in de kosten van appellante moet worden veroordeeld, omdat het bestuursorgaan geheel aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen. De Raad heeft de kosten van rechtsbijstand begroot op € 1.496,- voor de procedure in eerste aanleg en € 748,- voor het hoger beroep. Daarnaast is er een verzoek gedaan om vergoeding van de kosten van rapporten van bedrijfsarts J.M. Valk, wat gedeeltelijk is toegewezen. De totale vergoeding voor de proceskosten is vastgesteld op € 4.090,46.

De uitspraak is gedaan door F.M. Rijnbeek, met E.X.R. Yi als griffier, en is openbaar uitgesproken op 27 december 2021. Appellante kan zich voor het betaalde griffierecht rechtstreeks tot het Uwv wenden.

Uitspraak

Datum uitspraak: 27 december 2021
19/960 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van
22 januari 2019, 18/393 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. L.E. Roberts-Hafkamp hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
Het Uwv heeft op 24 december 2020 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 10 juni 2021 heeft mr. Roberts-Hafkamp namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft gebruikgemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

In artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb is bepaald dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellante is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 24 december 2020 volledig aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen.
De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het beroep en hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb), begroot op € 1.496,- in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting) en op € 748,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hoger beroepschrift).
Het verzoek om vergoeding van de kosten van de door appellante overgelegde rapporten van bedrijfsarts J.M. Valk komt gedeeltelijk voor toewijzing in aanmerking. Met het Uwv is de Raad van oordeel dat gelet op artikel 2, eerste lid, aanhef en onder b, van het Bpb en gelet op artikel 8 van het Besluit tarieven in strafzaken 2003, daarbij moet worden uitgegaan van een geldend uurtarief van € 126,47 (2019) en € 129,63 (2020). Uit de door de gemachtigde van appellante overgelegde nota’s blijkt dat de werkzaamheden van bedrijfsarts Valk 10,5 uur (2019) en 4 uur (2020) in beslag hebben genomen, zodat de totale vergoeding € 1.846,46 (inclusief omzetbelasting) bedraagt.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellante zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de kosten van appellante tot een bedrag van € 4.090,46.
Deze uitspraak is gedaan door F.M. Rijnbeek, in tegenwoordigheid van E.X.R. Yi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 december 2021.
(getekend) F.M. Rijnbeek
(getekend) E.X.R. Yi