ECLI:NL:CRVB:2021:3306
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake vergoeding proceskosten na intrekking van het beroep door appellante
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. L.E. Roberts-Hafkamp, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De rechtbank had op 22 januari 2019 een uitspraak gedaan in de zaak met nummer 18/393. Op 24 december 2020 heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarmee het volledig tegemoetkwam aan de bezwaren van appellante. Hierdoor heeft appellante op 10 juni 2021 het hoger beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De Centrale Raad van Beroep heeft in deze uitspraak geoordeeld dat het Uwv in de kosten van appellante moet worden veroordeeld, omdat het bestuursorgaan geheel aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen. De Raad heeft de kosten van rechtsbijstand begroot op € 1.496,- voor de procedure in eerste aanleg en € 748,- voor het hoger beroep. Daarnaast is er een verzoek gedaan om vergoeding van de kosten van rapporten van bedrijfsarts J.M. Valk, wat gedeeltelijk is toegewezen. De totale vergoeding voor de proceskosten is vastgesteld op € 4.090,46.
De uitspraak is gedaan door F.M. Rijnbeek, met E.X.R. Yi als griffier, en is openbaar uitgesproken op 27 december 2021. Appellante kan zich voor het betaalde griffierecht rechtstreeks tot het Uwv wenden.