ECLI:NL:CRVB:2021:330
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling arbeidsongeschiktheid en geschiktheid van functies in het kader van de Wet WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant, die zich op 1 september 2015 ziek meldde en een uitkering ontving op grond van de Werkloosheidswet. De Raad beoordeelt of het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant terecht heeft vastgesteld op 72,47% ingaande 12 december 2017. De rechtbank Midden-Nederland had eerder het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard. De Raad oordeelt dat het Uwv voldoende gemotiveerd heeft dat de functies die aan de berekening van het arbeidsongeschiktheidspercentage ten grondslag liggen, medisch geschikt zijn voor appellant. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft zorgvuldig onderzoek verricht en de informatie van verschillende specialisten in zijn beoordeling betrokken. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat zijn medische beperkingen ernstiger zijn dan door het Uwv is aangenomen, maar de Raad volgt de rechtbank in haar oordeel dat de medische beoordeling van het Uwv juist is. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.