ECLI:NL:CRVB:2021:3292
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en WIA-uitkering na bedrijfsongeval
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de arbeidsongeschiktheid van appellant, die zich ziek had gemeld na een bedrijfsongeval. Appellant had eerder een WIA-uitkering aangevraagd, maar het Uwv had deze geweigerd op basis van de vaststelling dat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank Gelderland had het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard. In hoger beroep herhaalde appellant zijn gronden, met name met betrekking tot de ernst van zijn armklachten en de noodzaak van een urenbeperking. De verzekeringsarts van het Uwv had echter geconcludeerd dat de slaapapnoe van appellant goed gereguleerd was en dat er geen medische redenen waren voor een urenbeperking. De Centrale Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en oordeelde dat de beroepsgronden van appellant niet slagen. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 19 mei 2019. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldig medisch onderzoek en de noodzaak voor appellant om bij verslechtering van zijn gezondheid een nieuwe melding te doen bij het Uwv.