ECLI:NL:CRVB:2021:3269
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake aanvraag compensatie zelfstandigen na bevalling
Op 23 december 2021 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) tegen een betrokkene die compensatie had aangevraagd na de bevalling van haar dochter in 2005. De betrokkene had haar aanvraag op 30 april 2019 ingediend, maar het Uwv had deze afgewezen omdat de aanvraag te laat zou zijn ingediend. De betrokkene stelde dat zij de aanvraag op 27 september 2018 had verzonden, maar kon dit niet voldoende onderbouwen. De rechtbank Gelderland had het beroep van de betrokkene gegrond verklaard, maar het Uwv ging in hoger beroep.
In hoger beroep oordeelde de Centrale Raad van Beroep dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de betrokkene voldoende bewijs had geleverd voor de tijdige verzending van de aanvraag. De Raad stelde vast dat het Uwv geen aanvraag had ontvangen in de periode na 27 september 2018 en dat de betrokkene niet in staat was geweest om objectief bewijs te leveren voor haar stelling dat zij de aanvraag op die datum had verzonden. De enkele mededeling aan haar belastingadviseur was niet voldoende om aan te tonen dat de aanvraag daadwerkelijk was verzonden.
De Centrale Raad van Beroep vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond. De Raad concludeerde dat de aanvraag om compensatie niet tijdig was ingediend, waardoor de betrokkene geen recht had op de gevraagde compensatie. De uitspraak werd gedaan door B.J. van de Griend, in tegenwoordigheid van griffier A.L.K. Dagmar.