ECLI:NL:CRVB:2021:3264

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 december 2021
Publicatiedatum
23 december 2021
Zaaknummer
19/4132 WAJONG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake vergoeding van proceskosten en wettelijke rente na intrekking van beroep tegen Uwv

In deze zaak heeft de appellant, vertegenwoordigd door mr. K. Steenbergen-Van Straten, hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De appellant heeft het hoger beroep echter ingetrokken, omdat het Uwv met een gewijzigde beslissing op bezwaar van 15 mei 2020 volledig aan de bezwaren van de appellant is tegemoetgekomen. De Raad voor de Rechtspraak moet nu alleen nog oordelen over de kosten die de appellant heeft gemaakt in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep.

De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv de kosten in de bezwaarfase heeft vergoed, maar dat er nog kosten zijn die in het beroep en hoger beroep gemaakt zijn. De Raad heeft het Uwv veroordeeld tot vergoeding van deze kosten, die zijn begroot op € 1.496,- voor de kosten van rechtsbijstand in beroep en € 748,- in hoger beroep, plus reiskosten van € 8,60. Daarnaast heeft de Raad het verzoek van de appellant om vergoeding van de wettelijke rente over de na te betalen uitkering toegewezen.

De uitspraak is gedaan op 23 december 2021 en de Raad heeft de beslissing openbaar uitgesproken. De appellant kan zich voor de vergoeding van het betaalde griffierecht rechtstreeks tot het Uwv wenden. De uitspraak is gedaan door F.M. Rijnbeek, met C.G. van Straalen als griffier.

Uitspraak

19.4132 WAJONG

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van
27 augustus 2019, 18/2357 (aangevallen uitspraak) en uitspraak op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 23 december 2021
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. K. Steenbergen-Van Straten hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft op 15 mei 2020 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 8 januari 2021 heeft mr. Steenbergen-Van Straten namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten en om vergoeding van de wettelijke rente.
Het Uwv heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

In artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb is bepaald dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Op grond van artikel 8:88, aanhef en onder a, van de Awb is de bestuursrechter bevoegd op verzoek van een belanghebbende een bestuursorgaan te veroordelen tot vergoeding van de schade die de belanghebbende lijdt of zal lijden als gevolg van een onrechtmatig besluit.
Namens appellant is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 15 mei 2020 volledig aan de bezwaren van appellant is tegemoetgekomen.
Aangezien het Uwv de gemaakte kosten in de bezwaarfase inmiddels heeft vergoed, moet de Raad alleen nog oordelen over de in beroep en hoger beroep gemaakte kosten.
De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het beroep en hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 1.496,- in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting) en op € 748,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hoger beroepschrift). De reiskosten die appellant heeft moeten maken voor het bijwonen van de zitting bij de rechtbank, komen tot een bedrag van € 8,60 (openbaar vervoer 2e klas) voor vergoeding in aanmerking.
Het verzoek om het Uwv te veroordelen tot vergoeding van de wettelijke rente over de na te betalen uitkering wordt toegewezen. Voor de wijze waarop het Uwv de rente dient te berekenen wordt verwezen naar de uitspraak van de Raad van 25 januari 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BV1958.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellant zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- veroordeelt het Uwv tot vergoeding van de schade als hiervoor aangegeven;
- veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 2.252,60.
Deze uitspraak is gedaan door F.M. Rijnbeek, in tegenwoordigheid van C.G. van Straalen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 december 2021.
(getekend) F.M. Rijnbeek
(getekend) C.G. van Straalen