ECLI:NL:CRVB:2021:3255
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om kwijtschelding van studieschuld op basis van inkomenssituatie en medische beoordeling
Op 22 december 2021 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van een appellant die hoger beroep had ingesteld tegen de afwijzing van zijn verzoek om kwijtschelding van een resterende studieschuld. De appellant had in het verleden studiefinanciering ontvangen op basis van de Wet studiefinanciering 2000, waaruit een studieschuld was ontstaan. In zijn verzoek om kwijtschelding, ingediend op 7 februari 2019, verwees hij naar zijn medische omstandigheden en verleende hij toestemming om medische gegevens op te vragen. De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap had de medische gegevens laten beoordelen door een medisch adviseur, die concludeerde dat de appellant niet voldeed aan de voorwaarden voor kwijtschelding.
De rechtbank Den Haag had het beroep van de appellant tegen het besluit van de minister ongegrond verklaard. De Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak, waarbij werd opgemerkt dat de inkomenssituatie van de debiteur niet bepalend is voor de vraag of kwijtschelding moet worden verleend. De Raad oordeelde dat de medisch adviseur zijn standpunt voldoende had gemotiveerd, ondanks het feit dat de appellant niet persoonlijk was onderzocht. De Raad benadrukte dat de wet geen mogelijkheid biedt voor kwijtschelding op basis van een laag inkomen en dat het kwijtscheldingsbeleid van de minister niet onredelijk was.
De Raad concludeerde dat de appellant niet onder de in het beleid omschreven situaties viel en dat de afwijzing van het verzoek om kwijtschelding op goede gronden berustte. De uitspraak werd gedaan door J.P.A. Boersma, in tegenwoordigheid van griffier P. Boer, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.