ECLI:NL:CRVB:2021:325

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 februari 2021
Publicatiedatum
17 februari 2021
Zaaknummer
20/1054 WLZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de verlening van een modulair pakket thuis op grond van de Wet langdurige zorg

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 7 februari 2020, waarin het beroep tegen het besluit van het zorgkantoor ongegrond werd verklaard. Appellante, geboren in 1991, heeft een indicatie voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) en heeft bij het zorgkantoor een aanvraag ingediend voor een persoonsgebonden budget (pgb) voor het jaar 2018, aangevuld met meerzorg of een persoonlijke assistentie budget. Het zorgkantoor had eerder, op 12 december 2017, een modulair pakket thuis verleend, maar verklaarde op 16 mei 2018 het bezwaar tegen dit besluit ongegrond, omdat appellante geen pgb had aangevraagd en de zorgindicatie slechts gedeeltelijk werd benut.

De rechtbank heeft in haar uitspraak van 12 juni 2018 (17/1173 en 18/78) de situatie van appellante beoordeeld en vastgesteld dat zij in 2018 geen aanvraag voor een pgb heeft ingediend. De Centrale Raad van Beroep onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en concludeert dat appellante in hoger beroep geen nieuwe gronden heeft aangevoerd die tot een ander oordeel zouden moeten leiden. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak en verklaart het hoger beroep ongegrond.

De uitspraak is gedaan door J.P.A. Boersma, in tegenwoordigheid van R. van Doorn als griffier, en is openbaar uitgesproken op 17 februari 2021.

Uitspraak

20.1054 WLZ

Datum uitspraak: 17 februari 2021
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 7 februari 2020, 18/1085 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
Zilveren Kruis Zorgkantoor N.V. (zorgkantoor)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft [naam] hoger beroep ingesteld.
Het zorgkantoor heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 januari 2021. Namens appellante is [naam] verschenen. Het zorgkantoor heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S. Gezer.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante, geboren in 1991, heeft een indicatie voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz).
1.2.
Het zorgkantoor heeft bij besluit van 12 december 2017 appellante voor het jaar 2018 op grond van de Wlz een modulair pakket thuis verleend.
1.2.
Het zorgkantoor heeft bij besluit van 16 mei 2018 (bestreden besluit) het bezwaar tegen het besluit van 12 december 2017 ongegrond verklaard. Het zorgkantoor heeft hieraan ten grondslag gelegd dat geen grond bestaat voor de conclusie dat aan appellante onvoldoende zorg is verleend. De zorgaanbieder heeft minder zorg aangevraagd dan volgens de indicatie zou kunnen. Dit betekent dat de zorgindicatie slechts gedeeltelijk wordt benut. Anders dan appellante heeft aangevoerd, ontvangt zij al sinds 2011 geen persoonsgebonden budget (pgb).
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft hiertoe, voor zover van belang, overwogen dat appellante met het beroep probeert te bereiken dat aan haar een pgb wordt verstrekt, zo nodig aangevuld met meerzorg of een persoonlijke assistentie budget. De rechtbank is in de uitspraak van 12 juni 2018 (17/1173 en 18/78) hierop ingegaan. De rechtbank sluit zich in dit geval aan bij de beoordeling hiervan in die uitspraak. Verder heeft de rechtbank vastgesteld dat appellante ook in 2018 geen aanvraag voor een pgb heeft ingediend.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Appellante heeft in hoger beroep geen wezenlijk nieuwe of andere gronden naar voren gebracht of redenen vermeld waarom de rechtbank tot een ander oordeel had moeten komen. Appellante heeft zich beperkt tot het herhalen van de in bezwaar en beroep aangevoerde gronden.
4.2.
De rechtbank heeft deze beroepsgronden in de aangevallen uitspraak afdoende besproken en voldoende gemotiveerd waarom deze niet leiden tot een vernietiging van de bestreden besluiten.
4.3.
De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank volledig en volstaat met een verwijzing daarnaar. De Raad maakt dan ook het oordeel waartoe de rechtbank op grond van deze overwegingen is gekomen tot het zijne.
4.4.
Uit hetgeen onder 4.1 tot en met 4.3 is overwogen volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.A. Boersma, in tegenwoordigheid van R. van Doorn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 februari 2021.
(getekend) J.P.A. Boersma
(getekend) R. van Doorn