ECLI:NL:CRVB:2021:3234
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant in het kader van de Wet WIA
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) betreffende de mate van arbeidsongeschiktheid. Appellant, die eerder als postsorteerder werkte, heeft zich ziek gemeld met psychische en lichamelijke klachten. Het Uwv had vastgesteld dat appellant per 23 juli 2018 een mate van arbeidsongeschiktheid van 54,92% had, maar appellant betwistte deze beoordeling en stelde dat hij meer arbeidsongeschikt was dan het Uwv aannam. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek niet zorgvuldig was uitgevoerd, omdat er onvoldoende rekening was gehouden met de psychische klachten van appellant. De Raad concludeerde dat appellant belastbaar is voor maximaal 20 uur per week, in plaats van de eerder vastgestelde 24 uur. De Raad heeft het bestreden besluit van het Uwv vernietigd en zelf in de zaak voorzien door de mate van arbeidsongeschiktheid vast te stellen op 64,41% en de resterende verdiencapaciteit op € 971,70. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant.