ECLI:NL:CRVB:2021:3230
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening en hoger beroep niet-ontvankelijk wegens niet tijdig betalen griffierecht
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep op 8 december 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een verzoeker tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening en het hoger beroep dat niet-ontvankelijk is verklaard. De verzoeker had verzocht om vrijstelling van het griffierecht, maar heeft de benodigde gegevens niet verstrekt, waardoor het verzoek is afgewezen.
De verzoeker is herhaaldelijk gewezen op de verplichting om griffierechten te betalen voor zowel het hoger beroep als het verzoek om voorlopige voorziening. Ondanks meerdere aanmaningen, waaronder aangetekende brieven, heeft de verzoeker nagelaten om het griffierecht van € 134,- tijdig te betalen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het griffierecht voor beide zaken niet binnen de gestelde termijn is voldaan.
De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en is gebaseerd op de relevante bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), die de heffing van griffierechten regelt. De beslissing is genomen in het belang van de rechtsgang en de naleving van de wettelijke verplichtingen.