ECLI:NL:CRVB:2021:3222
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag maatwerkvoorziening scootmobiel op basis van medische adviezen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant had een aanvraag ingediend voor een maatwerkvoorziening in de vorm van een scootmobiel, welke door het college van burgemeester en wethouders van Utrecht was afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op medische adviezen die stelden dat er geen (tijdelijke) oplossing nodig was en dat de appellant zich op andere manieren kon verplaatsen, zoals met de fiets, brommer of auto. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
In hoger beroep herhaalde de appellant zijn standpunt dat de afwijzing onterecht was, omdat hij afhankelijk was van een scootmobiel vanwege zijn vervoersproblemen. Het college had volgens de appellant niet onderbouwd dat het verstrekken van een scootmobiel hem zou demotiveren om behandeling te ondergaan. De Raad oordeelde dat de appellant zijn stellingen niet met voldoende medische stukken had onderbouwd en dat de huisarts, die een ondersteunende verklaring had afgegeven, ook had benadrukt dat het belangrijk was dat de appellant in beweging bleef.
De Centrale Raad van Beroep concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met D.S. de Vries als voorzitter en H. Benek en D. Hardonk-Prins als leden, in aanwezigheid van griffier D. Al-Zubaidi.