ECLI:NL:CRVB:2021:3190

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 december 2021
Publicatiedatum
16 december 2021
Zaaknummer
21/1266 ANW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om herziening niet-ontvankelijk verklaard wegens niet tijdig betalen griffierecht

Op 16 december 2021 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 21/1266 ANW. Het betreft een verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van 11 december 2020. Verzoekster, woonachtig in Marokko, had verzocht om herziening, maar heeft het verschuldigde griffierecht van € 134,- niet binnen de gestelde termijn betaald. De Raad heeft verzoekster herhaaldelijk gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht en de gevolgen van het niet tijdig betalen. Ondanks een beroep op betalingsonmacht heeft verzoekster niet tijdig gereageerd op de verzoeken van de Raad. De Raad heeft vastgesteld dat verzoekster in verzuim is geweest en heeft het verzoek om herziening daarom niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum, in tegenwoordigheid van griffier P.A.M. Hulsdouw, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden en het bestuursorgaan de mogelijkheid open om binnen zes weken schriftelijk verzet te doen.

Uitspraak

Datum uitspraak: 16 december 2021
21/1266 ANW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54, in verbinding met de artikelen 8:119 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht op het verzoek om herziening tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 11 december 2020, 20/164
Partijen:
[verzoekster] te Marokko (verzoekster)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank

PROCESVERLOOP

Verzoekster heeft bij brief van 11 februari 2021 verzocht om herziening van de door de Raad op 11 december 2020 tussen partijen gewezen uitspraak.

OVERWEGINGEN

In artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat van de indiener van het beroepschrift een griffierecht wordt geheven. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Bij brief van 24 april 2021 is verzoekster erop gewezen dat een griffierecht van € 134,- is verschuldigd, en is medegedeeld dat dit bedrag uiterlijk 28 dagen na de dag van verzending van de brief op de in die brief genoemde bankrekening moet zijn bijgeschreven.
Bij brief van 2 juni 2021 heeft verzoekster een beroep op betalingsonmacht gedaan.
Bij Franstalige brief van 28 juni 2021 is verzoekster naar aanleiding van haar verzoek om vrijstelling gewezen op de criteria die gelden voor het aannemen van ‘betalingsonmacht’.
Verzoekster is een termijn van twee weken gegeven om door middel van het invullen en retourneren van het bij de brief gevoegde formulier te reageren op voornoemde brief.
Daarbij is verzoekster erop gewezen dat het beroep op betalingsonmacht wordt afgewezen als het formulier niet op tijd is teruggestuurd, niet compleet is ingevuld en/of gegevens ontbreken en dat er geen gelegenheid is tot aanvulling van het formulier of de gegevens.
Verzoekster heeft niet gereageerd.
Bij aangetekende brief van 7 september 2021 is verzoekster nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en is medegedeeld dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken na de datum van deze brief op de in die brief genoemde bankrekening dient te zijn bijgeschreven dan wel contant moet zijn betaald op het bezoekadres van de Raad. Daarbij is erop gewezen dat als het griffierecht niet tijdig wordt betaald, verzoekster er rekening mee moet houden dat het verzoek om herziening niet inhoudelijk behandeld zal worden.
Het griffierecht is niet binnen de termijn betaald.
Op grond van de beschikbare gegevens kan redelijkerwijs niet worden geoordeeld dat verzoekster niet in verzuim is geweest. Het verzoek om herziening is kennelijk nietontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzoek om herziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum, in tegenwoordigheid van P.A.M. Hulsdouw als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 december 2021.
(getekend) M.A.H. van Dalen-van Bekkum
(getekend) P.A.M. Hulsdouw
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.

DÉCISION

La Centrale Raad van Beroep (Cour dAppel Centrale)
statue:
Déclare la requête de révision non recevable.
Par conséquent, décidée par M.A.H. van Dalen-van Bekkum en présence de P.A.M. Hulsdouw en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 16 décembre 2021.
Les intéressés et les organes d’administration auront le droit à présenter une opposition écrite contre la présente décision, dans les six semaines suivantes à la notification de la copie, à la Centrale Raad van Beroep (Cour d’Appel Centrale), Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.