ECLI:NL:CRVB:2021:3170
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering na medische beoordeling door het Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Oost-Brabant. Appellant, die als schoonmaker werkte en ziek was gemeld vanwege luchtweg- en fysieke klachten, had een ZW-uitkering ontvangen. Het Uwv had na een medisch onderzoek geconcludeerd dat appellant in staat was om meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen, en heeft zijn uitkering per 3 september 2018 beëindigd. Appellant was het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld, waarbij hij stelde dat zijn beperkingen niet goed waren ingeschat en dat het Uwv het Protocol Whiplash Associated Disorder niet had toegepast. De Centrale Raad oordeelde dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen reden was om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsartsen. De rechtbank had eerder al geoordeeld dat de aan de beoordeling ten grondslag gelegde functies medisch geschikt waren voor appellant. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de gronden van appellant in hoger beroep niet slaagden. De Raad concludeerde dat er geen objectief medisch bewijs was dat de geclaimde klachten van appellant voldoende kon onderbouwen, en dat het Uwv terecht had geoordeeld dat de ZW-uitkering beëindigd kon worden.