Uitspraak
19 4959 WIA
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
I-Psy heeft aangevoerd, tast het oordeel van de rechtbank niet aan. In zijn rapport van 15 juni 2021 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep erop gewezen dat niet ontkend wordt dat appellante klachten ervaart na haar scheiding. Psychiater De Mooij is op en na 27 maart 2015 uitgegaan van een aanpassingsstoornis met sombere stemming. Per datum hier in geding, 15 augustus 2016, zijn dan ook beperkingen aangenomen ten aanzien van het persoonlijk en sociaal functioneren. Dat I-Psy op grond van gerapporteerde klachten op 17 oktober 2018 tot diagnosen komt zoals gegeneraliseerde angststoornis (met onder andere piekeren) en een ongespecificeerde depressieve stoornis leidt volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet tot het aannemen van verdergaande relevante beperkingen op basis van ziekte of gebrek. De na haar scheiding door appellante ervaren klachten zijn betrokken bij de beoordelingen door de verzekeringsarts en De Mooij. Uiteindelijk heeft De Mooij op 4 augustus 2018 geen duidelijke psychiatrische stoornis meer kunnen vaststellen. Appellante heeft tijdens het onderzoek van De Mooij gemeld dat zij onder behandeling van Cura GGZ stond en dat het inmiddels beter met haar ging. Bij het psychiatrisch onderzoek in engere zin werden in essentie geen duidelijke afwijkingen gevonden. Er was, aldus De Mooij, wel sprake van een wat passieve coping stijl. Daarom kan volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep worden aangenomen dat er ten tijde van de beoordeling door De Mooij in 2018 geen sprake meer was van een psychiatrische stoornis. Ervaren klachten op zichzelf leiden niet tot het aannemen van verdergaande beperkingen. Mede gelet op deze toelichting van de verzekeringsarts bezwaar en beroep bestaat er geen aanleiding voor het oordeel dat de verzekeringsartsen de bevindingen van De Mooij niet juist hebben vertaald in de FML en bij hun beoordeling zijn uitgegaan van een onjuist beeld over de beperkingen van appellante.