ECLI:NL:CRVB:2021:3163
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand na schending van inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft de intrekking en terugvordering van bijstand op grond van de Participatiewet (PW) door het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad. Appellanten ontvingen sinds 1 juli 2018 bijstand, maar hebben op geld waardeerbare werkzaamheden verricht zonder dit te melden aan het college. Dit leidde tot de conclusie dat zij hun inlichtingenverplichting hebben geschonden, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld.
De Raad heeft vastgesteld dat appellanten niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij recht op bijstand hadden gehad als zij de inlichtingenverplichting niet hadden geschonden. De periode waarover de intrekking en terugvordering plaatsvond, liep van 1 juni 2019 tot en met 11 juli 2019. Tijdens deze periode zijn appellanten waargenomen terwijl zij werkzaamheden verrichtten voor een klusbedrijf, wat zij niet hebben gemeld. De Raad oordeelde dat de schending van de inlichtingenverplichting een rechtsgrond vormt voor de intrekking van de bijstand.
De uitspraak bevestigt dat het aan de betrokkene is om aannemelijk te maken dat hij recht had op bijstand, indien hij aan de inlichtingenverplichting had voldaan. Aangezien appellanten dit niet hebben gedaan, werd het hoger beroep afgewezen en de eerdere uitspraak bevestigd. De proceskosten werden niet toegewezen.