ECLI:NL:CRVB:2021:3154
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen buiten behandeling stelling van aanvraag om AIO-aanvulling
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb) om de aanvraag van appellant voor een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling) buiten behandeling te stellen. Appellant, die een ouderdomspensioen ontvangt op grond van de Algemene ouderdomswet, had in 2019 een aanvraag ingediend, maar de Svb verzocht hem om aanvullende gegevens, waaronder een huwelijksakte en informatie over onroerend goed in Marokko. Appellant heeft echter niet tijdig de gevraagde documenten aangeleverd, wat leidde tot de beslissing van de Svb om de aanvraag niet verder te behandelen. De rechtbank Zeeland-West-Brabant verklaarde het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond.
In hoger beroep heeft appellant betoogd dat hij niet redelijkerwijs over de gevraagde gegevens kon beschikken. De Centrale Raad van Beroep heeft echter vastgesteld dat appellant in een latere aanvraag wel een huwelijksakte heeft overgelegd, die al bestond ten tijde van de verzoeken van de Svb. De Raad concludeert dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet in staat was om de gevraagde informatie binnen de gestelde termijn te verkrijgen. Daarom bevestigt de Raad de eerdere uitspraak van de rechtbank en wordt het hoger beroep afgewezen. De uitspraak is gedaan door W.F. Claessens, met J. Oosterveen als griffier, en is openbaar uitgesproken op 13 december 2021.