ECLI:NL:CRVB:2021:3151

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 december 2021
Publicatiedatum
14 december 2021
Zaaknummer
19/1408 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in hoger beroep WIA na intrekking van het beroep

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep met zaaknummer 19/1408, betreffende de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). De appellant, vertegenwoordigd door mr. B.J.H.L. Brouwer, heeft hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland van 19 februari 2019. Tijdens de zitting op 10 februari 2021 heeft de appellant het hoger beroep ingetrokken, nadat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op 12 april 2021 een gewijzigde beslissing op bezwaar had genomen, waarmee het Uwv volledig tegemoetkwam aan de bezwaren van de appellant.

De Raad heeft vervolgens de proceskosten in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep beoordeeld. Op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan het bestuursorgaan worden veroordeeld in de kosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener is tegemoetgekomen. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant recht heeft op een proceskostenvergoeding van in totaal € 2.992,-, bestaande uit kosten voor zowel het beroep als het hoger beroep. De Raad heeft de beslissing openbaar uitgesproken en de proceskostenvergoeding vastgesteld op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht.

De uitspraak benadrukt het belang van de proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedures, vooral wanneer een appellant zijn beroep intrekt na een tegemoetkoming door het bestuursorgaan. De appellant kan zich voor vergoeding van het betaalde griffierecht rechtstreeks tot het Uwv wenden.

Uitspraak

Datum uitspraak: 8 december 2021
19/1408 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van
19 februari 2019, 18/3911 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. B.J.H.L. Brouwer, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting in de zaak heeft plaatsgevonden op 10 februari 2021. Namens appellant is mr. Brouwer verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. I. Smit. Het onderzoek ter zitting is vervolgens geschorst.
Het Uwv heeft op 12 april 2021 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Op 22 april 2021 heeft mr. Brouwer namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft geen gebruikgemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellant is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 12 april 2021 volledig aan de bezwaren van appellant tegemoet is gekomen.
Voor een vergoeding van de gemaakt kosten in bezwaar bestaat geen grond, omdat appellant destijds zelf bezwaar heeft gemaakt.
De Raad ziet aanleiding het Uwv te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 1.496,- in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting) en € 1.496,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift,
1 punt voor het verschijnen ter zitting). In totaal bedraagt de proceskostenvergoeding dus € 2.992,-.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellant zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 2.992,-.
Deze uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van H. Alajai als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 december 2021.
(getekend) S.B. Smit-Colenbrander
(getekend) H. Alajai
GdJ