ECLI:NL:CRVB:2021:3151
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in hoger beroep WIA na intrekking van het beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep met zaaknummer 19/1408, betreffende de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). De appellant, vertegenwoordigd door mr. B.J.H.L. Brouwer, heeft hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland van 19 februari 2019. Tijdens de zitting op 10 februari 2021 heeft de appellant het hoger beroep ingetrokken, nadat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op 12 april 2021 een gewijzigde beslissing op bezwaar had genomen, waarmee het Uwv volledig tegemoetkwam aan de bezwaren van de appellant.
De Raad heeft vervolgens de proceskosten in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep beoordeeld. Op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan het bestuursorgaan worden veroordeeld in de kosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener is tegemoetgekomen. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant recht heeft op een proceskostenvergoeding van in totaal € 2.992,-, bestaande uit kosten voor zowel het beroep als het hoger beroep. De Raad heeft de beslissing openbaar uitgesproken en de proceskostenvergoeding vastgesteld op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht.
De uitspraak benadrukt het belang van de proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedures, vooral wanneer een appellant zijn beroep intrekt na een tegemoetkoming door het bestuursorgaan. De appellant kan zich voor vergoeding van het betaalde griffierecht rechtstreeks tot het Uwv wenden.