ECLI:NL:CRVB:2021:3129
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering na zorgvuldige medische beoordeling en arbeidskundige rapporten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. Appellant, die als taxichauffeur/centralist werkte, had zich op 26 februari 2017 ziek gemeld na een auto-ongeval en ontving een Ziektewet (ZW) uitkering. Het Uwv beëindigde deze uitkering per 11 juni 2018, omdat appellant in staat werd geacht meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen. Appellant was het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld.
De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd. De verzekeringsarts had alle klachten van appellant in zijn beoordeling meegenomen en de rechtbank had terecht geoordeeld dat er geen reden was om aan de geschiktheid van de geduide functies te twijfelen. Appellant had in hoger beroep aangevoerd dat onvoldoende rekening was gehouden met zijn lichamelijke en psychische beperkingen, maar de Raad concludeerde dat de informatie die appellant had overgelegd geen aanleiding gaf om anders te oordelen. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv voldoende gemotiveerd had aangetoond dat de aan de EZWb ten grondslag gelegde functies medisch geschikt waren voor appellant.
De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige medische en arbeidskundige beoordelingen in het kader van de Ziektewet en bevestigt dat de conclusies van de verzekeringsartsen niet ter discussie staan wanneer deze goed onderbouwd zijn. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.