ECLI:NL:CRVB:2021:312

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 februari 2021
Publicatiedatum
16 februari 2021
Zaaknummer
20/8 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling laattijdige aanvraag WAO-uitkering en herhaling van gronden in hoger beroep

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 14 november 2019. De appellant, die in Marokko woont, had een laattijdige aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). De aanvraag was eerder door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) afgewezen, omdat niet kon worden vastgesteld dat de appellant onafgebroken 52 weken arbeidsongeschikt was geweest. De rechtbank had het beroep tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, en de Raad bevestigt deze uitspraak.

De Raad oordeelt dat de door appellant aangevoerde gronden in hoger beroep een herhaling zijn van de gronden die reeds in beroep zijn aangevoerd. De rechtbank heeft deze gronden op juiste wijze besproken en beoordeeld. De nieuwe stukken die appellant in hoger beroep heeft overgelegd, bieden geen nieuw inzicht in de beoordeling van de rechtbank. De Raad voegt hieraan toe dat appellant per 19 maart 1999 hersteld is verklaard en dat er om redenen van zorgvuldigheid ziekengeld is uitbetaald over de periode van 19 maart 1999 tot en met 27 oktober 1999.

De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de aangevallen uitspraak. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten, en de uitspraak is openbaar gedaan op 15 februari 2021.

Uitspraak

20 8 WAO

Datum uitspraak: 15 februari 2021
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 14 november 2019, 19/1113 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (Marokko) (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Onder toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een nader onderzoek ter zitting achterwege gebleven, waarna de Raad het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Awb heeft gesloten.

OVERWEGINGEN

1. Appellant heeft het Uwv, na eerdere aanvragen, verzocht om een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Bij besluit van 6 februari 2018 heeft het Uwv de aanvraag afgewezen. Bij besluit van 28 januari 2019 (beslissing op bezwaar) heeft het Uwv het bezwaar van appellant ongegrond verklaard. Dit op grond van de overweging dat appellant per 28 oktober 1999 geen recht op een WAO-uitkering heeft omdat niet meer objectief is vast te stellen dat appellant sinds 29 oktober 1998 onafgebroken gedurende 52 weken arbeidsongeschikt is geweest. Hieraan heeft een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep ten grondslag gelegen.
2. Bij de aangevallen uitspraak is het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Hiertoe is overwogen dat er sprake is van een laattijdige aanvraag en dat volgens vaste rechtspraak het risico dat de medische situatie niet meer met zekerheid is vast te stellen, bij de aanvrager ligt. Hieruit volgt concreet dat het aan appellant is om met medisch objectiveerbare stukken aannemelijk te maken dat hij onafgebroken 52 weken arbeidsongeschikt is geweest. De verzekeringsarts bezwaar en beroep schrijft dat de gegevens uit het dossier geen uitsluitsel geven over de situatie per einde wachttijd. Uit de stukken die de artsen in het kader van een Ziektewetbeoordeling ter beschikking hadden, blijkt dat appellant in 1999 diabetes mellitus en klachten van reactieve somberheid had. Er zijn geen andere stukken over die periode. Er kan niet meer objectief vastgesteld worden of appellant doorlopend arbeidsongeschikt was. Weliswaar staat vast dat appellant lijdt aan diabetes mellitus, maar van de gestelde psychische klachten zijn geen gegevens bekend. De beperkingen kunnen door het tijdsverloop niet meer objectief worden vastgesteld. De rechtbank is van oordeel dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de juistheid van de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Uit zijn onderzoek is gebleken dat er geen gegevens over 1999 beschikbaar zijn en appellant heeft deze gegevens ook niet zelf overgelegd.
3.1.
Appellant heeft in hoger beroep herhaald dat hij vanaf 29 oktober 1998 tot en met 27 oktober 1999 een uitkering op grond van de Ziektewet heeft ontvangen en dat hij dus 52 weken onafgebroken arbeidsongeschikt is geweest. Hij heeft medische stukken ingediend waaruit blijkt dat hij diabetes mellitus heeft en psychische klachten.
3.2.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De door appellant aangevoerde gronden zijn een herhaling van de gronden die reeds in
beroep zijn aangevoerd. De in beroep aangevoerde gronden zijn door de rechtbank op juiste wijze besproken en beoordeeld. De door appellant in hoger beroep overgelegde stukken werpen geen nieuw licht op de door de rechtbank uitgevoerde beoordeling. De Raad volgt dan ook het oordeel van de rechtbank over de gronden van beroep.
4.2.
De Raad voegt hieraan toe dat appellant per 19 maart 1999 hersteld is verklaard. Over de periode van 19 maart 1999 tot en met 27 oktober 1999 is om redenen van zorgvuldigheid ziekengeld uitbetaald
4.3.
Het hoger beroep slaagt niet en de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van D.S. Barthel als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 februari 2021.
(getekend) J. Brand
(getekend) D.S. Barthel