ECLI:NL:CRVB:2021:3109
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens ontbreken beroepsgronden
Op 9 december 2021 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 21/2344 WW. Het hoger beroep was ingesteld door appellante, vertegenwoordigd door mr. A.E.M.C. Koudijs, tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 20 mei 2021. De Centrale Raad oordeelde dat het ingediende beroepschrift geen gronden bevatte, wat in strijd is met artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De gemachtigde van appellante kreeg de kans om dit verzuim te herstellen, maar heeft de gestelde termijnen ongebruikt laten verstrijken. Ondanks herhaalde verzoeken om de beroepsgronden in te dienen, is er geen reactie gekomen van de gemachtigde. De Raad concludeerde dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, wat betekent dat de zaak niet inhoudelijk behandeld kan worden.
De uitspraak werd gedaan door J.P.M. Zeijen, met J.M. Labage als griffier. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en belanghebbenden hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van het afschrift van de uitspraak schriftelijk verzet te doen.