ECLI:NL:CRVB:2021:3094
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht
Op 8 december 2021 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 21/2938 WIA. Deze uitspraak betreft een hoger beroep dat door de gemachtigde van appellante, mr. E. Kafa, is ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 6 juli 2021. In deze procedure werd appellante gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht, dat vastgesteld was op € 134,-. Appellante ontving op 19 augustus 2021 een brief waarin zij werd geïnformeerd over de verschuldigdheid van het griffierecht en de termijn waarbinnen dit betaald diende te worden. Een tweede herinnering volgde op 19 september 2021, waarin wederom werd benadrukt dat het griffierecht binnen vier weken na de datum van de brief moest zijn voldaan.
Echter, appellante heeft het griffierecht niet tijdig betaald. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat op basis van de beschikbare gegevens niet kan worden vastgesteld dat appellante niet in verzuim is geweest. Hierdoor werd het hoger beroep als kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De Raad heeft zonder verder onderzoek beslist dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van griffier H. Alajai, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.