ECLI:NL:CRVB:2021:3082

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 december 2021
Publicatiedatum
10 december 2021
Zaaknummer
19/773 WAJONG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in hoger beroep tegen het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 december 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het hoger beroep was ingesteld door mr. F.E.R.M. Verhagen, advocaat van appellant, tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 9 januari 2019. Tijdens de zitting op 16 maart 2021 heeft het Uwv zich laten vertegenwoordigen door mr. L. den Hartog. Na het onderzoek heeft de Raad het Uwv verzocht om nader onderzoek te doen, wat resulteerde in een gewijzigde beslissing op bezwaar op 11 juni 2021. Appellant heeft vervolgens op 21 juni 2021 het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling voor het Uwv.

De Raad heeft overwogen dat, op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener. In dit geval is het Uwv volledig tegemoetgekomen aan de bezwaren van appellant, wat de Raad aanleiding gaf om het Uwv te veroordelen in de proceskosten. De kosten zijn begroot op € 1.496,- voor zowel het beroep als het hoger beroep, wat resulteert in een totale proceskostenvergoeding van € 2.992,-. Appellant kan zich voor vergoeding van het griffierecht rechtstreeks tot het Uwv wenden.

De uitspraak is openbaar uitgesproken en ondertekend door S.B. Smit-Colenbrander, met H. Alajai als griffier.

Uitspraak

Datum uitspraak: 8 december 2021
19 /773 WAJONG
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van
9 januari 2019, 18/1018 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. F.E.R.M. Verhagen, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 maart 2021. Namens appellant is mr. Verhagen verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. L. den Hartog.
De Raad heeft het onderzoek heropend en het Uwv verzocht om nader onderzoek te doen.
Het Uwv heeft op 11 juni 2021 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 21 juni 2021 heeft mr. Verhagen namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft geen gebruikgemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellant is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 11 juni 2021volledig aan de bezwaren van appellant tegemoet is gekomen.
De Raad ziet aanleiding het Uwv te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 1.496,- in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting) en € 1.496,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting). In totaal bedraagt de proceskostenvergoeding dus 2.992,-
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellant zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 2.992,-.
Deze uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van H. Alajai als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 december 2021.
(getekend) S.B. Smit-Colenbrander
(getekend) H. Alajai
GdJ