ECLI:NL:CRVB:2021:3082
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in hoger beroep tegen het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 december 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het hoger beroep was ingesteld door mr. F.E.R.M. Verhagen, advocaat van appellant, tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 9 januari 2019. Tijdens de zitting op 16 maart 2021 heeft het Uwv zich laten vertegenwoordigen door mr. L. den Hartog. Na het onderzoek heeft de Raad het Uwv verzocht om nader onderzoek te doen, wat resulteerde in een gewijzigde beslissing op bezwaar op 11 juni 2021. Appellant heeft vervolgens op 21 juni 2021 het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling voor het Uwv.
De Raad heeft overwogen dat, op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener. In dit geval is het Uwv volledig tegemoetgekomen aan de bezwaren van appellant, wat de Raad aanleiding gaf om het Uwv te veroordelen in de proceskosten. De kosten zijn begroot op € 1.496,- voor zowel het beroep als het hoger beroep, wat resulteert in een totale proceskostenvergoeding van € 2.992,-. Appellant kan zich voor vergoeding van het griffierecht rechtstreeks tot het Uwv wenden.
De uitspraak is openbaar uitgesproken en ondertekend door S.B. Smit-Colenbrander, met H. Alajai als griffier.