ECLI:NL:CRVB:2021:3076
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant in het kader van de Wet WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant, die sinds 25 mei 2015 uitgevallen is met lichamelijke en psychische klachten. Appellant had een WGA-uitkering ontvangen, maar betwistte de vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid van 62,29% per 22 mei 2019. De Raad beoordeelde of het Uwv deze mate terecht had vastgesteld. Appellant stelde dat hij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt was en recht had op een IVA-uitkering. De Raad oordeelde dat de medische beoordeling door het Uwv zorgvuldig was en dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende rekening had gehouden met de situatie van appellant. De rechtbank had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, en de Raad volgde dit oordeel. De Raad concludeerde dat de geselecteerde functies passend waren en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de juistheid van de FML. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.