ECLI:NL:CRVB:2021:3074
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheidsevaluatie
Op 8 december 2021 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de weigering van een WIA-uitkering aan appellante, die zich op 7 februari 2017 ziek had gemeld met spanningsklachten. De zaak betreft de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellante, die eerder als agrarisch medewerkster werkte. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had op 11 januari 2019 besloten om appellante geen WIA-uitkering toe te kennen, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Dit besluit werd door appellante bestreden, maar het Uwv verklaarde haar bezwaar ongegrond op 28 oktober 2019. De rechtbank Oost-Brabant bevestigde deze beslissing in haar uitspraak van 27 november 2020.
In hoger beroep voerde appellante aan dat zij op de datum in geding volledig arbeidsongeschikt was, en dat eerdere rapporten van de HSK-groep en een zorgplan haar standpunt ondersteunden. Het Uwv daarentegen handhaafde zijn standpunt dat appellante voldoende mogelijkheden had om te re-integreren. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid terecht had vastgesteld en dat de rechtbank de gronden van appellante afdoende had besproken. De Raad bevestigde dat de medische en arbeidskundige onderzoeken zorgvuldig waren uitgevoerd en dat er geen aanleiding was om aan de uitkomsten te twijfelen.
De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellante niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank. Tevens werd opgemerkt dat appellante zich opnieuw kan melden bij het Uwv bij een toename van haar psychische klachten of verminderde beschikbaarheid door behandeling. De uitspraak werd gedaan door E.W. Akkerman, in tegenwoordigheid van griffier L. Winters.