ECLI:NL:CRVB:2021:305

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 februari 2021
Publicatiedatum
16 februari 2021
Zaaknummer
17/6538 WBQA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in hoger beroep na intrekking van het beroep

Op 15 februari 2021 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 17/6538 WBQA. Deze uitspraak betreft een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag van 16 augustus 2017. De appellant, vertegenwoordigd door mr. K. Bingöl, heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Na een gewijzigde beslissing op bezwaar van het Uwv op 7 oktober 2020 heeft de appellant het hoger beroep ingetrokken, maar verzocht om een proceskostenveroordeling.

De Centrale Raad van Beroep heeft overwogen dat, op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener van het beroepschrift. Aangezien het Uwv volledig aan de bezwaren van de appellant is tegemoetgekomen, heeft de Raad geoordeeld dat het Uwv in de proceskosten moet worden veroordeeld. De kosten voor rechtsbijstand in bezwaar zijn al door het Uwv vergoed, maar de Raad heeft de proceskosten voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep begroot op € 1.068,- en € 534,- respectievelijk.

De uiteindelijke beslissing van de Centrale Raad van Beroep is dat het Uwv wordt veroordeeld tot een bedrag van € 1.602,- aan proceskosten. Deze uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van griffier B.V.K. de Louw, en is openbaar uitgesproken op 15 februari 2021.

Uitspraak

17.6538 WBQA

Datum uitspraak: 15 februari 2021
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van
16 augustus 2017, 17/1356 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. K. Bingöl, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Op 7 oktober 2020 heeft het Uwv een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 8 oktober 2020 heeft mr. Bingöl namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellant is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 7 oktober 2020 volledig aan de bezwaren van appellant is tegemoetgekomen.
Omdat het Uwv appellant na het instellen van beroep en hoger beroep tegemoet is gekomen, bestaat aanleiding het Uwv te veroordelen in de kosten die appellant redelijkerwijs heeft moeten maken.
Uit de gewijzigde beslissing op bezwaar blijkt dat het Uwv de kosten voor verleende rechtsbijstand van appellant in bezwaar tot een bedrag van € 1.002,- al heeft vergoed. Deze kosten komen dan ook niet voor vergoeding in aanmerking.
De Raad ziet aanleiding het Uwv te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 1.068,- in beroep en € 534,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellant zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 1.602,-.
Deze uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander in tegenwoordigheid van B.V.K. de Louw als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 februari 2021.
(getekend) S.B. Smit-Colenbrander
(getekend) B.V.K. de Louw