ECLI:NL:CRVB:2021:3044
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in hoger beroep tegen Uwv na intrekking van beroep
Op 2 december 2021 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 19/5342 ZW. Deze uitspraak betreft een hoger beroep dat door appellante is ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag van 12 november 2019. Namens appellante heeft advocaat mr. D.M. Penn het hoger beroep ingesteld. Het Uwv had op 27 februari 2020 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waar appellante mee instemde. Op 16 juli 2020 heeft mr. Penn namens appellante het hoger beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling voor het Uwv. Het Uwv heeft geen bezwaar gemaakt tegen dit verzoek.
De Centrale Raad van Beroep heeft, onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht, besloten het onderzoek ter zitting achterwege te laten. De Raad heeft overwogen dat, aangezien het Uwv volledig tegemoet is gekomen aan de bezwaren van appellante, het Uwv veroordeeld kan worden in de proceskosten die appellante heeft gemaakt in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep. De proceskosten zijn begroot op € 1.496,- voor de procedure in beroep en € 748,- voor het hoger beroep, wat leidt tot een totaalbedrag van € 2.244,-.
De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door J.P.M. Zeijen, met H. Alajai als griffier. De Raad heeft appellante de mogelijkheid gegeven om het betaalde griffierecht rechtstreeks bij het Uwv te vorderen.