ECLI:NL:CRVB:2021:3039
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om bijstand en beoordeling hoofdverblijf
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Rotterdam. De appellant had een aanvraag om bijstand ingediend, waarbij hij stelde dat hij woonde op adres X, maar het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam weigerde deze aanvraag. Het college baseerde zijn beslissing op het feit dat er sprake was van een gezamenlijke huishouding met A, die op hetzelfde adres woonde. De rechtbank verklaarde het beroep van de appellant ongegrond, waarna de appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de appellant niet had aangetoond dat hij in de te beoordelen periode feitelijk woonde op adres Y, zoals hij tijdens de zitting had gesteld. De Raad benadrukte dat de inschrijving in de Basisregistratie Personen (BRP) niet doorslaggevend is voor de bepaling van het hoofdverblijf. De appellant had eerder, tot de zitting van de rechtbank, volgehouden dat hij op adres X woonde, en pas later zijn standpunt gewijzigd. De Raad concludeerde dat de appellant niet voldeed aan de vereisten voor bijstandsverlening naar de norm voor een alleenstaande.
De uitspraak is openbaar gedaan en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken in cassatie te gaan bij de Hoge Raad der Nederlanden. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.