In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de weigering van het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad om appellante ontheffing te verlenen van haar arbeidsverplichtingen onder de Participatiewet (PW). Appellante ontvangt sinds 24 augustus 2011 bijstand en is sinds april 2017 betrokken bij een re-integratietraject. Het college had eerder op basis van een rapport van psycholoog B geconcludeerd dat appellante, ondanks haar beperkingen, marginaal belastbaar was en dat de arbeidsverplichtingen gehandhaafd moesten blijven. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het college heeft dit ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellante zich beroepen op een rapport van bedrijfsarts W, waarin werd gesteld dat zij duurzaam ongeschikt is voor reactivering. De Raad oordeelt dat appellante met het rapport van W twijfel heeft gezaaid aan de conclusies van psycholoog B. De Raad concludeert dat het college onvoldoende medisch onderzoek heeft verricht naar de arbeidsongeschiktheid van appellante. Daarom slaagt het hoger beroep, wordt de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en wordt het college opgedragen een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar van appellante. Tevens wordt het college veroordeeld in de proceskosten van appellante, die in totaal € 2.494,- bedragen, en moet het college het griffierecht vergoeden.