ECLI:NL:CRVB:2021:3029
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van medisch onderzoek en arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellante, die sinds 3 augustus 2017 als controleur/logistiek medewerker werkte, had zich op 12 september 2017 ziek gemeld met rugklachten en later de diagnose Morbus Ménière gekregen. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde haar een WIA-uitkering toe te kennen, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellante ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank verklaarde haar beroep ongegrond, waarbij zij het medisch onderzoek door het Uwv als zorgvuldig en volledig beschouwde.
In hoger beroep herhaalde appellante haar bezwaren tegen het medisch oordeel en de vastgestelde beperkingen. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante correct had vastgesteld. De Raad volgde de overwegingen van de rechtbank en voegde hieraan toe dat de in hoger beroep ingediende stukken geen nieuwe informatie bevatten die de eerdere beoordeling konden ondermijnen. De Raad verwierp de argumenten van appellante en bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waarbij werd vastgesteld dat er geen aanleiding was voor een deskundigenoordeel.
De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldig medisch onderzoek en de rol van de verzekeringsarts in het vaststellen van arbeidsongeschiktheid. De Raad concludeerde dat het Uwv op juiste wijze had gehandeld door de WIA-uitkering te weigeren, gezien de vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid.